Identiteit
Inge Botterman

Sociaal emotionle ontwikkeling
Bij de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen gaat het om de ontwikkeling van kinderen in relatie tot hun sociale omgeving en de omgang met andere. Vanaf de geboorte al zijn mensen bezig met het oriënteren op andere. Al op vroege leeftijd, namelijk 3 maanden, kunnen baby’s al basale emoties uiten. Gevoelens zijn bepalend voor de kwaliteit van de relatie tussen mensen en dus ook die van leraar en leerling. (Hooijmaaijers, Stokhof &Verhulst, 2009). Volgens Alkema, Tjerkstra, Kuipers en Linhout (2011) geeft de omgang met leeftijdsgenoten een goed beeld van de sociale ontwikkeling van een kleuter. Bij kleuters ontstaan de eerste vriendschappen. Deze vriendschappen zijn vaak gebaseerd op herkenbaarheid. Vriendschappen worden gesloten vanuit sympathie.
Als leerkracht
Als leerkracht speel je een belangrijke rol in de sociaal emotionele ontwikkeling. Ten eerste moet je als leerkracht goed weten in welke fase de betreffende leerling zit. Voor kleuters is het nog erg lastig om zich in te leven in andere. Zij zijn nog erg egocentrisch. Om dit te oefenen kan je als docent de leerlingen bij een ruzie in de klas betrekken. Op deze manier kun je vragen stellen zodat een leerling zich in een andere leerling gaat inleven. Enkele vragen zouden kunnen zijn: Hoe denk jij dat die persoon zich daarbij voelt? Hoe zou jij het vinden?
Morele ontwikkeling
Bij de morele ontwikkeling gaat het erom dat een kind leert en beseft wat wel en wat niet goed is. Volgens Kohlberg zijn er verschillende stadia die kinderen doorlopen tijdens de morele ontwikkeling. Deze ontwikkeling heeft altijd een vaste volgorde. Er is sprake van vier voorwaarden die noodzakelijk zijn om van een moreel weten tot een moreel handelen te komen. (Alkema, Tjerkstra, Kuipers en Linhout, 2011). Dit zijn morele empathie (betrokkenheid), moreel redeneren, morele afweging en moreel gedraag. De eerste fase is het precoventionele stadium dit houd in dat kinderen weten wat goed en fout is. Kleuter houden zich aan de regels omdat zij graag beloond willen worden bij goed gedraag, maar ook dat ze straf graag vermijden en zich dus aan de regels houden. De tweede fase het conventionele waarin kinderen eerst kijken naar het besluit van andere voordat zij zelf een besluit nemen. Als derde fase het postcoventionele stadium, houd in dat kinderen leren niet alles normaal te vinden en niet alles te accepteren.
Als leerkracht kun je een belangrijke rol spelen in de morele ontwikkeling.
Als leerkracht
Zo is het als leerkracht belangrijk een kritische houding bij kinderen te stimuleren. Op deze manier gaan zij hun eigen manier van doen en laten beoordelen. Later gaan zij zelfs ook het gedrag van andere mensen bordelen. Dit gaan leerlingen dan weer vergelijken met het licht van bepaalde principes, waarden en ook idealen (Veugelers, 2003). Ook draag je als leerkracht bij aan de persoonsontwikkeling van kinderen en bereidt je hen, vanuit de visie van jou maar ook vanuit jouw basisschool op opvoeden en onderwijzen, voor op democratisch burgerschap (Alkema, Tjerkstra, Kuipers en Linhout, 2011).
Identiteitsontwikkeling
Volgens Erikson is de identiteitsontwikkeling een proces bij de mens wat een heel leven lang duurt. Volgens Erikson heeft de identiteitsontwikkeling acht verschillende fases die achtereen ons hele leven door ontwikkelen. De fases helpen de mens om goed te functioneren in de maatschappij. Wanneer niet alle fases optimaal ontwikkelen zullen mensen dit merken, Erikson zegt echter dat fases later ook nog ontwikkeld kunnen worden. De identiteitsontwikkeling begint al vanaf de geboorte. Het eerste moment dat een baby in contact komt met de moeder ontwikkelt hij of zij vertrouwen, wat hij later nodig heeft in het leven. Hierna volgt de ontwikkeling van autonomie dit houd in dat een peuter leert zelf dingen te doen maar ook zichzelf te beheersen. Later volgt de fase van het initiatief nemen. In deze fase leren kinderen doelen te stellen waar zij naar toe kunnen streven. Nog net voor de puberteit ontstaat de fase van competentie bij kinderen. Dit houd in dat een kind leert te functioneren in de maatschappij door het hebben van verschillende vaardigheden. Dit zijn vaardigheden zoals; lezen, schrijven, praten, verantwoordelijkheid nemen en ook hoe kinderen omgaan met andere mensen. Hierna volgt de puberteit bij kinderen bij een leeftijd van ongeveer 6. Tijdens deze leeftijd ontstaat de fase identiteit, in deze fase is een kind vooral opzoek naar antwoorden over onszelf. Wanneer een kind jongvolwassen wordt komt de fase van intimiteit waarin we duurzame intieme relaties opbouwen. Volgens Kohlberg gaan we ons ook meer betrokken voelen bij ons werk. Wanneer we op middelbare leeftijd zijn zitten we in de fase van de productiviteit. In deze fase gaan we doelen waarmaken, denk aan het hebben van carrière. De laatste fase is de tevredenheidsfase waarin wij als mens tevreden terug kijken naar een betekenisvolle leven.
Als leerkracht
Als leerkracht kun je een leerling goed begeleiden in de identiteitsontwikkeling. Als aller eerste is het weer van belang dat de leerkracht weet ik welke fase de leerling zit. Ik denk dat het als leerkracht belangrijk is dat je leerlingen zelf initiatieven laat nemen. Dit kan voor een leerkracht als moeilijk worden ervaren om dat hij of zij dan meer aan de leerlingen moet overlaten en de leerlingen moet vertrouwen dat hij ook goed gebeurd. Maar ik denk dat als het eenmaal zo verloopt dat leerlingen eigen initiatieven mogen en kunnen nemen dat dit ook bijdraagt aan het zelfvertrouwen van een kind. En dat een kind ziet dat een volwassen persoon, in dit geval een docent in hem of haar gelooft. Maar ik denk dat het als leerkracht ook belangrijk is om veel tijd te besten aan hoe leerlingen met elkaar omgaan. Dit kan door middel van het voeren van gesprekken, denk aan het uitpraten van conflicten.